Skip to main content

Nieuwsflits

27 november 2025

Wettelijke indexering onderhoudsbijdragen 2026 is 4,6%

Alimentatie wordt elk jaar verhoogd met een door de overheid vast te stellen percentage. Dit wordt indexering genoemd en heeft te maken met het feit dat de prijzen (en vaak ook de lonen) elk jaar stijgen door inflatie. Met het in het verleden vastgestelde bedrag aan alimentatie kan dus steeds minder worden gekocht. Door de alimentatie te indexeren, wordt bewerkstelligd dat de leefwijze niet (of zo weinig mogelijk) hoeft te worden aangepast. 

In november 2025 is het indexeringspercentage voor 2026 vastgesteld op 4,6%. Per 1 januari 2026 wordt de alimentatie dus verhoogd met dit percentage.  

Betaal je alimentatie? Vergeet dan niet om het bedrag te verhogen. Je bent hier als alimentatieplichtige zelf verantwoordelijk voor. 

Ontvang je alimentatie? Check in dat geval of jouw ex-partner het geïndexeerde bedrag aan alimentatie betaalt. Is dit niet het geval, wijs hem of haar dan even vriendelijk op deze verplichting en verzoek hem of haar om over te gaan tot betaling van het gehele bedrag. Lukt het dan nog niet? Dan kun je hetgeen te weinig is betaald via het LBIO innen

04 december 2024

Kinderalimentatie krijgt voorrang op andere schulden!

Goed nieuws!

Nadat de Tweede Kamer de ‘Wet preferente status kinderalimentatieschuld’ op 17 oktober 2024 heeft aangenomen, heeft ook de Eerste Kamer het voorstel aangenomen op 24 november 2024.

Met dit wetsvoorstel wordt kinderalimentatie preferent. Dit houdt in dat kinderalimentatie voorrang krijgt op veel andere schulden als er meerdere schuldeisers zijn. Dankzij deze preferente positie kan de deurwaarder (of het LBIO) de kinderalimentatie in de toekomst sneller incasseren en hiermee het probleem van kinderarmoede verkleinen.

Het is de bedoeling dat de wet per 1 juli 2025 ingaat.

06 november 2024

Alimentatie indexeert met 6,5% per 1 januari 2025

Elk jaar verhoogt de overheid de alimentatiebedragen met een bepaald percentage. Dit heet indexering van alimentatie. Voor 2025 is het indexeringspercentage 6,5%.

Dat betekent dat de alimentatie met ingang van 1 januari 2025 6,5% omhoog gaat. U dient hier zelf aan te denken.

Betaalt u alimentatie? Betaal dan het nieuwe, geindexeerde bedrag per 1 januari 2025. Ontvangt u alimentatie? Maak uw ex-partner hier dan alvast vriendelijk op attent. 

12 september 2024

Voor de tweede keer met elkaar getrouwd terwijl de wet intussen is veranderd: welk regime geldt?

> Rechtbank Den Haag 17-07-2024 (pub. 05-09-2024), ECLI:NL:RBDHA:2024:13159
Tijdens het eerste huwelijk van partijen in 2007 gold de algehele gemeenschap van goederen. Tijdens hun tweede huwelijk in 2018 gold de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen. De rechtbank bepaalt dat – nu de man en de vrouw eerder met elkaar gehuwd zijn geweest – op grond van artikel 1:166 BW alle gevolgen van het eerste huwelijk van rechtswege herleven alsof er geen echtscheiding heeft plaatsgevonden. Dat in ieder geval de man, en wel mogelijk tot voor kort ook de vrouw, niet op de hoogte waren van dit artikel, maakt niet dat het haar werking verliest. Iemand wordt immers geacht de wet te kennen, een mogelijke onbekendheid daarmee komt voor eigen rekening en risico. Als de man en de vrouw gehuwd wilden zijn op een kennelijk andere wijze, dan had het op hun weg gelegen om huwelijkse voorwaarden te maken. Dit hebben zij niet gedaan.

17 april 2024

RECHTBANK ROTTERDAM 04-04-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2852

Op 4 april 2014 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een alimentatiekwestie van een samengesteld gezin. Kort gezegd heeft de rechtbank rekening gehouden met zowel ieders draagkracht als de verhouding waartoe de onderhoudsplichtigen tot de kinderen staan. Belangrijk is dat er geen rangorde bestaat tussen ouders en stiefouder. 

Deze uitspraak is toegankelijk geschreven, zodat voor iedereen duidelijk wordt hoe de berekening in geval van een samengesteld gezin eruitziet. 

16 november 2023

Indexatie alimentatie voor 2024 bedraagt 6,2%

Elk jaar verhoogt de overheid de alimentatiebedragen met een bepaald percentage. Dit heet indexering van alimentatie. In 2024 is het indexeringspercentage 6,2%. 

Dat betekent dat zowel de kinder- als de partneralimentatie met ingang van 1 januari 2024 met 6,2% omhoog gaan. Een fors percentage! U dient er zelf voor te zorgen dat het nieuwe bedrag betaald wordt. Doet uw ex-partner dit niet, wijs hem of haar er dan op door een e-mail of een berichtje te sturen. Wordt er dan nog steeds niet met wettelijke indexering betaald? Neem dan gerust even contact op. 
05 september 2023

Kunnen partijen kiezen voor een strikt grammaticale uitleg van een bepaling uit een overeenkomst en daarmee de Haviltex-regel uitsluiten?

De Hoge Raad deed op 25 augustus 2023 uitspraak. (ECLI:NL:HR:2023:1131) 

In deze casus zijn partijen met elkaar gehuwd geweest. De echtscheiding is uitgesproken op 24 december 2008, de beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 22 januari 2009. In september 2009 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de partneralimentatie. In de considerans van deze vaststellingsovereenkomst is onder meer opgenomen: “Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen.” Verderop in de vaststellingsovereenkomst is het volgende bepaald: “De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021.”


Er is echter één probleem: de vrouw bereikte de bedoelde pensioengerechtigde leeftijd niet op 24 mei 2021, maar op 24 mei 2022. Er is dus sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid. Het is de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan en welke datum moet worden aangehouden: de daadwerkelijke pensioendatum 24 mei 2022, of toch de letterlijk opgenomen datum 24 mei 2021.

Onder normale omstandigheden hoeft de rechter zich dankzij het Haviltex-arrest van 13 maart 1981 (ECLI:NL:HR:1981:AG4158) niet blind te staren op de letterlijke tekst van een overeenkomst, maar kan hij bij de uitleg van (een bepaling uit) die overeenkomst rekening houden met de bedoelingen van partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Van normale omstandigheden is hier echter geen sprake, omdat partijen het Haviltex-arrest hebben uitgesloten.

De Hoge Raad oordeelt dat het gerechtshof terecht heeft vastgehouden aan de letterlijke tekst van de overeenkomst en dus aan de datum 24 mei 2021. In dat oordeel kan worden gelezen dat partijen (dus) zelf kunnen kiezen voor één wijze van uitleg van de overeenkomst en dat de rechter aan die gekozen methode van uitleg gebonden is.

Dit komt mij onwenselijk en zelfs onjuist voor. Met name omdat partijen in de overeenkomst hebben opgenomen, zelfs in dezelfde zin, dat de partneralimentatie eindigt 'op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt'. Duidelijk is dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd niet zou bereiken in 2021 en dat er dus sprake is van een (kennelijke) verschrijving. 

Het is mij niet duidelijk waarom het getal (2021) hier zwaarder weegt dan de tekst (de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt), zeker nu partijen met het getal (2021) een nadere uitleg hebben willen geven. Mijns inziens had de Hoge Raad (evenals het gerechtshof) de ruimte moeten voelen om alsnog tot uitleg van de overeenkomst over te gaan en voorrang te geven aan de duidelijke zinsnede vóór de (kennelijke) verschrijving van 2021. Juíst omdat sprake is van een innerlijke tegenstrijdigheid. In dit soort gevallen is het toch immers de rechter die een oplossing moet (kunnen) vinden en dat had mijns inziens gekund via de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Daarvoor heeft de Hoge Raad echter niet gekozen. 

25 mei 2023

Wie bepaalt waar de uithuisplaatsing moet worden uitgevoerd?

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een recente uitspraak weer eens bevestigd dat het de Gecertificeerde Instelling is die bepaalt waar de uithuisplaatsing van een minderjarige moet worden uitgevoerd. 

Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige afgeven. De minderjarige wordt dan door de gecertificeerde instelling (GI) die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling (bijvoorbeeld Jeugdbescherming Brabant of William Schrikker Stichting) gedurende dag en nacht uithuisgeplaatst. Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar. 

Soms rijst er dan een geschil over de vraag waar de minderjarige geplaatst moet worden. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld een netwerkplaatsing (en dus een plaatsing bij iemand uit het eigen netwerk zoals een oom en tante, opa of oma), plaatsing in een pleeggezin of plaatsing in een gezinsvervangende setting, 

De rechter toetst echter alleen of aan de gronden voor een (verlenging van een) machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige wordt voldaan. Het is dan vervolgens de taak van de GI om uitvoering te geven aan de door de rechter verleende machtiging tot uithuisplaatsing. Het is dus niet aan de rechter om aan de GI op te dragen binnen welke setting de uithuisplaatsing van een minderjarige dient te worden gerealiseerd, behoudens bijzondere omstandigheden. 

Deze bijzondere omstandigheden worden niet snel aangenomen. Ook niet in deze zaak. Desondanks heeft het hof de standpunten van de ouders en de GI over de verblijfplaats van de minderjarige wel inhoudelijk besproken ter zitting. Wellicht om vast te stellen of sprake is van bijzondere omstandigheden, maar het kan dus wel lonen om de situatie voor te leggen aan de rechtbank (of in hoger beroep aan het gerechtshof) als er discussie bestaat over de verblijfplaats van de minderjarige. De kans op succes blijft echter klein, vanwege de vergaande bevoegdheden van de GI.

29 maart 2023

Kun je in Nederland een genderneutraal paspoort aanvragen?

Sinds kort is het antwoord ja. In dit artikel wordt het wettelijk kader geschetst en vervolgens worden twee recente uitspraken besproken. 

Wettelijk kader 

Op grond van artikel 1:28 lid 1 BW kan iedere Nederlander van zestien jaar of ouder, die overtuigd is tot een ander geslacht te behoren dan vermeld in de akte van geboorte, daarvan aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij de aangifte moet een deskundigenverklaring worden overgelegd die niet ouder mag zijn dan zes maanden voor de datum van de aangifte. De deskundige moet verklaren dat degene op wie de aangifte betrekking heeft, heeft aangegeven de overtuiging te hebben tot een ander geslacht te behoren dan is vermeld in de geboorteakte, dat deze persoon de voorlichting over de reikwijdte en betekenis van deze staat heeft begrepen en de wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte weloverwogen blijft wensen.

Uitspraak Hoge Raad 4 maart 2022

Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad naar aanleiding van een zaak over een persoon wiens geboorteakte het mannelijke geslacht vermeldt, maar die zich non-binair voelt en zich in het maatschappelijk verkeer als zodanig presenteert. Deze persoon had in het maatschappelijk verkeer hinder van de mannelijke geslachtsregistratie en wenste een wijziging in de geboorteakte. Een van de prejudiciële vragen van de rechtbank hield vereenvoudigd weergeven onder meer het volgende in:

“Kan de rechter, gezien de huidige wetgeving, de maatschappelijke en juridische ontwikkelingen alsmede de afwachtende houding van de wetgever, op basis van artikel 8 EVRM beslissen om een non-binair persoon een genderneutrale geslachtsregistratie toe te kennen? Of overschrijdt dit nog steeds de rechtsvormende taak van de rechter?”

De Hoge Raad overwoog dat de Nederlandse wet (nog) niet voorziet in een non-binaire geslachtsaanduiding in de geboorteakte en dat het in beginsel aan de wetgever is om voor non-binaire personen een wettelijke voorziening te treffen.

Wel zijn er recente ontwikkelingen bij de parlementaire behandeling van een wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Er is onder andere een amendement ingediend om de registratie van de 'X' als geslachtsaanduiding voor non-binaire mensen zonder tussenkomst van de rechter mogelijk te maken. De minister voor Rechtsbescherming heeft hierop gereageerd in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.

De Hoge Raad overwoog daarom dat wetgeving op dit terrein in de nabije toekomst valt te verwachten en dat de prejudiciële vragen van de Rechtbank Den Haag zich om die reden niet lenen voor beantwoording: dat zou de rechtsvormende taak van de Hoge Raad te buiten gaan.

Uitspraak rechtbank Noord-Holland 20 februari 2023

In de zaak van 20 februari 2023 ging het om een 25-jarig persoon [A] die de Nederlandse nationaliteit heeft en van jongs af aan een non-binaire genderidentiteit heeft. Vanwege die non-binaire genderidentiteit verzocht [A] de rechtbank (onder andere) om de geboorteakte te wijzigen en de geslachtsaanduiding toe te voegen als 'X'.

De rechtbank oordeelt dat er een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die zich genderneutraal voelen. Om die reden wijst het verzoek uiteindelijk toe en beveelt de ambtenaar van de gemeente om een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van [A] met een wijziging van het geslacht naar 'X', zoals verzocht. Hiermee kan [A] voortaan beschikken over een genderneutraal paspoort.

Hoewel er dus geen wettelijke grondslag bestaat voor een verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding in een non-binaire aanduiding, oordeelt de rechtbank dat het verzoek op dezelfde wijze moet worden benaderd als die welke is omschreven in de artikelen 1:28a tot en met c BW, en die geldt voor mensen die de overtuiging hebben tot 'het andere geslacht' te behoren. 

De rechtbank overweegt dat de vermelding van het geslacht van [A] op de geboorteakte, namelijk 'F' (vrouwelijk), niet overeenkomt met de overtuiging van [A] niet tot het mannelijke of vrouwelijke geslacht te behoren. De deskundigenverklaring van de psychotherapeut van [A] bevestigt dat [A] goed geïnformeerd is over de betekenis van een genderaanduiding op een geboortebewijs en dat [A] weloverwogen een wijziging van de genderaanduiding in de geboorteakte wenst. De rechtbank heeft geen twijfel over de oprechtheid van [A].

Deze uitspraak is, samen met de jurisprudentie van de afgelopen jaren, een belangrijke stap in de erkenning van non-binaire personen en het bieden van gelijke rechten en kansen voor iedereen, ongeacht hun genderidentiteit.

20 december 2022

Het woonbudget: een wijziging in de berekening van partneralimentatie

Partneralimentatie wordt al jarenlang berekend volgens de aanbevelingen van de Expertgroep alimentatie.  Deze expertgroep heeft de zogenaamde Tremanormen ontwikkeld, welke normen regelmatig worden aangepast aan de ontwikkelingen in de maatschappij. Conform de huidige Tremanormen wordt bij de vaststelling van partneralimentatie gerekend met de werkelijke woonlast, mits deze niet onredelijk hoog is. Wat onredelijk hoog is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Dat maakt deze rekenmethode vatbaar voor discussies.

Per 1 januari 2023 maakt de Expertgroep een einde aan deze discussies door het woonbudget te introduceren. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de rekenmethode voor de kinderalimentatie, waarin al sinds 1 april 2013 gerekend wordt met een forfaitaire woonlast van 30% van het netto besteedbaar inkomen.Volgens de nieuwe aanbevelingen van de Expertgroep gaan rechters, zowel voor de partner- als voor de kinderalimentatie, rekenen met een woonbudget ter grootte van 30% van het netto-inkomen. Uit dit woonbudget worden alle woonkosten betaald.  Als de werkelijke woonlasten hoger of lager zijn, wordt daar in principe geen rekening mee gehouden.

Er zijn nog wel uitzonderingen mogelijk. De aanbevelingen zijn immers geen wet, maar slechts richtlijnen. Het is mogelijk dat een onderhoudsplichtige er niet aan ontkomt om meer uit te geven aan wonen dan het vastgestelde woonbudget. De rechter kan daar rekening mee houden in de draagkrachtberekening, mits de hogere woonlasten niet vermijdbaar en niet verwijtbaar zijn. Omgekeerd kan er ook gerekend worden met lagere woonlasten, als niet in de behoefte van de ex-partner (of de kinderen) kan worden voorzien. De woonlast moet dan wel duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het woonbudget. Tijdelijk intrekken bij iemand anders vanwege de scheiding valt hier bijvoorbeeld niet onder.

Omdat het niet redelijk is als de alimentatiegerechtigde na ontvangst van de alimentatie meer overhoudt dan de alimentatieplichtige, kan de rechter op verzoek van (een van de) partijen het inkomen van beide partijen met elkaar vergelijken. Op dit moment gebeurt dat nog middels de zogenaamde jusvergelijking waarin berekend wordt wat er overblijft aan vrije bestedingsruimte nadat aan de eerste levensbehoeften is voldaan.  Deze manier van rekenen wijzigt per 1 januari 2023. Vanaf dat moment wordt bekeken wat beide partijen feitelijk te besteden hebben na betaling van alimentatie. Bijzondere kosten die niet verwijtbaar en niet vermijdbaar zijn, worden in die vergelijking meegenomen, net als de kosten van de kinderen (voor zover die niet uit kindgebonden budget worden vergoed).

De Expertgroep adviseert de nieuwe aanbevelingen toe te passen in zaken die na 1 januari 2023 op zitting worden behandeld en waarbij de ingangsdatum van de (gewijzigde) alimentatie op of na 1 januari 2023 ligt. In onderling overleg kan hiervan worden afgeweken. 

Gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek

Bij Smeulders & Simons Advocaten ben je van harte welkom voor een gratis en vrijblijvend kennismakingsgesprek. Heb je een juridisch probleem of twijfel je of je juridische bijstand nodig hebt, neem dan gerust contact met ons op!